Een lange dag konden we in de stad, en dus ook in het hotel, de gebeden en het feestgedruis van de sjabbat beluisteren. Maar bij het krieken van de dageraad van de eerste dag van de nieuwe week, de opstandingsdag van de Heere Jezus, kwamen wij als groep bijeen om te horen spreken van Hem waarvan Johannes getuigt: Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven. Nadat ds. Kater -om even na half acht- enkele mededelingen mocht doen “namens geen kerkenraad”, las hij uit Jesaja 50, het hoofdstuk waarin de Heere bij monde van de profeet betuigt dat Hij geen oorzaak is van de verwerping van de Joden, maar hun zonden. Centraal in een korte overdenking stond het vierde vers: “De Heere HEERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord te rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden.” Thema van de preek: Eerst luisteren, dan spreken. Ds. Kater werkte dat uit in twee gedachten: het gaat hier in de eerste plaats om luistervaardigheid en in de tweede plaats om welsprekendheid. Spreken we niet net als het volk Israël dat zich beklaagde dat de Heere hen had verlaten (Jesja 49:14) ook zelf vaak voor onze beurt, zo vroeg ds. Kater. “Is het niet zeer nodig om eerst naar de Heere te luisteren wat Hij tot ons spreken wil, voordat wij onze mond opendoen?” In het hotel klinkt iedere morgen een wake-up-call die de hotelgasten duidelijk maakt dat een nieuwe dag is aangebroken. Dat beeld gebruikte ds. Kater om te wijzen op hoe de Heere Jezus iedere morgen in Zijn leven hier op aarde werd gewekt door Zijn Vader, waardoor Hij het kon zeggen: “De woorden die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar zijn van Mijn Vader.” Daardoor schittert temeer de welsprekendheid van de Zoon van God, zo verhaalde ds. Kater in het tweede deel van zijn preek: niet alleen in het adres –de moede-, maar ook in het tijdstip –te rechter tijd- en de wijze waarop: met een tong der geleerden. En dat het Oude Testament en het Nieuwe Testament verbonden zijn aan elkaar, blijkt uit het woord van de Heere Jezus Zelf in Mattheüs 11:19: “Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Met het thema van de preek -eerst luisteren, dan spreken- in het achterhoofd, vertrokken we rond half negen naar het Schechter-instituut om daar de Schriften opnieuw te openen.
Ewout van der Staaij
Kerkdienst zondagavond
Verslag avonddienst – voorganger: prof. dr. A. Baars
Met ons hoofd nog vol van de ervaringen op het Schechter Instituut genoten we van een heerlijke maaltijd. Daarna luisterden we samen naar prof. dr. A. Baars, die een preek hield over Hebreeën 13: 14: “Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende.” Het thema van de preek was: De pelgrimage naar Jeruzalem (1. De uittocht uit de oude stad, 2. De zoektocht naar de nieuwe stad, en 3. De intocht in de hemelse stad.) Een korte samenvatting:
De brief aan de Hebreeën is eigenlijk een preek, een preek met een briefslot. De climax van een preek was vroeger vaak een klemmend appèl op het hart van de hoorders. Zonder de geadresseerden (de Hebreeën) precies te kunnen duiden, kunnen we wel zeggen dat het mensen zijn geweest met een goede kennis van het Oude Testament. En dan specifiek mensen van de tweede generatie christenen, waarbij de gloed van het geloof min of meer dreigde uit te doven. De schrijver van de brief aan de Hebreeën ziet zijn lezers als mensen onderweg naar de hemelse heerlijkheid, die gewaarschuwd moeten worden!
Vers 13 laat ons zien dat we blijkbaar iets achter moeten laten (“Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende”). Zekerheden die we zelf hebben gebouwd, moeten we achter ons laten. Zonden, materialisme, enzovoorts. Alles wat ons van Christus afhoudt... De apostel zegt dit onder andere omdat we hier geen blijvende stad hebben (vers 14). We zijn op weg naar de eeuwigheid, ons leven is maar broos, “een gestadige dood”. Laten we leven in het perspectief van de eeuwigheid...
Daarom is het nodig om God in Christus te zoeken en te vinden. We moeten uitgaan, Zijn smaadheid (beschimping!) dragende... Buiten de poort heeft de Heere Jezus geleden, Hij is als een onreine verteerd... Geleden, gestorven en begraven. Als wij Hem willen zoeken, moeten we Hem zoeken buiten de legerplaats. Wij moeten Hem zoeken waar Hij Zich laat zien. Buiten de legerplaats kunnen we Hem vinden – als arme zondaren zonder iets van onszelf... Wat een genade als je Hem daar vindt, liever: als Hij jou vindt. Dan kunnen we alles ook aan Hem overlaten, heel ons leven... Zoeken is ook Hem volgen... Zó ook Zijn stad te zoeken, de toekomende... Wie in dienst van deze Koning is, wie Zijn smaadheid draagt, die mag Hem dienen. Steeds weer Hem zoeken en bidden om Zijn hulp. De griekse woorden van deze tekst laten zien dat deze stad zéker komt! Daar kun je zelf weleens vragen bij hebben, maar soms mag je het zien: het kómt! De King James vertaling zegt hier: wij zoeken deze stad met ingespannen krachten. Die stad komt, niet omdat wij deze stad verwachten, maar omdat Hij het beloofd heeft. Het kómt! Is die verwachting ons heimwee? Kom, Heere Jezus, ja kom haastig! Amen.
Louwe Post
Geen opmerkingen:
Een reactie posten