woensdag 8 februari 2012

Dagverslag - lezing rabijn Rubenstein

7 februari 2012
Lezing door Rabbi Meir Rubinstein
Geboren in Zweden, heeft al lang in kibbutz Lavi gewoond, geeft les op een middelbare school.

De aanwezigheid van de tempel in onze gebeden en geloofsbeleving

Zach. 7-8 spreekt over gebeden in de tempel.
Kort na de terugkeer uit de ballingschap komt een delegatie van Joden tot de profeet met de vraag of zij moeten blijven vasten in de 5e maand (wanneer de tempel was verwoest) en de 7e maand.
De profeet: deze traditie is niet door God maar door het volk ingesteld. Zouden jullie dan nu aan God komen vragen om door te gaan? Jullie zouden geluisterd moeten hebben naar de vroegere profeten, zoals Jeremia, die zeiden: Doe recht en barmhartigheid aan de zwakken! Zo niet, dan zal ik jullie verstrooien onder de volken.
Als jullie dat zullen doen, hoef je niet meer te wenen en te vasten, noch trots te roepen om de tempel des Heeren (Zach. 7:4). Er is een nieuwe tijd en Ik zal zorgen dat de tempel herbouwd wordt.
De aanwezigheid van de tempel is dus niet een middel om rechtvaardig te worden, maar het resultaat van een rechtvaardig leven. Zo'n moreel hoogstaand leven is het waard om beloond te worden, met de aanwezigheid van de HEERE. Dat is de essentie van het hebben van de tempel.
Dus moeten wij staan naar een leven in heiligheid en gerechtigheid. Al falen wij vaak, hier streven wij Joden naar en hier dromen wij van.
Nu hebben wij geen offers meer. Onze woorden functioneren als zodanig. Net als bij Daniƫl, die ook geen tempel had: hij opende zijn raam en bad drie maal daags in de richting van de tempel. Ook de woorden uit de Schrift, zoals de Psalmen, zijn woorden die ons voorbereiden om woorden te spreken tot God. Die voorgesproken woorden mogen niet de woorden vanuit de diepte van ons hart vervangen, maar ze helpen ons wel om voor God te staan en te bidden tot Hem.
Een voorbeeld uit het belangrijkste gebedenboek, de Amida ('Staande voor God'): ons gebed begint met lofprijzing, daarna vragen wij om begrip (kennis), berouw, vergeving, hulp om te bestaan, gezondheid, regen voor onze gewassen, ware rechters, geen lasteraars te zijn, deel uit maken van rechtvaardige mensen. Wij bidden om individueel en gemeenschappelijk heil, om herbouw van Jeruzalem, herstel van de troon van David en de komst van de Messias. Tenslotte bidden we om gebedsverhoring.
Opmerkelijk is dat in het hoofddeel van het gebed de tempel niet voorkomt. Wij bidden niet om de tempel, maar we verwachten de heilige aanwezigheid van de HEERE als gevolg van een rechtvaardig leven op het gebed. Pas na de laatste lofprijzing aan Hem spreken we het gebed uit of wij in onze dagen de herbouw van de tempel mogen zien. We bidden om de tempel als resultaat van de herstelde relatie, niet om als middel ertoe.
In ons gebed op Jom kippur, de belangrijkste dag van het jaar, bidden we om verzoening in de herbouwde tempel en belijden we dat het nog niet zover is door onze zonden. De tempel blijft in ons hart. Ook op het eind van de Pesach-maaltijd bidden we 'volgend jaar in Jeruzalem'.
De Godsnaam, geopenbaard aan Mozes, is een toekomende tijd: Ik ben die Ik zijn zal. Het profetisch geloof is een optimistisch geloof, dat tegen al op, grote verwachtingen heeft van God. De herbouw van de tempel op de berg van Moria zal daar deel van zijn. De tempel is weg, maar we God heeft de mogelijkheid van contact met hem niet weggenomen.

Vragen uit de groep:
Hoe ervaren Joden verzoening, nu er geen tempel meer is en we inkeren tot onszelf? Antwoord: de religie van de tempel is doorgegaan, zonder tempel, in de mogelijkheid berouw te hebben, maar we missen iets wezenlijks.
Wanneer zal de tempel herbouwd worden? Dat weten we niet, maar het zal wel gebeuren.
Waar zal de tempel herbouwd worden? Heel overtuigd: op dezelfde plaats waar hij gestaan heeft.

Dr. Mulder, achteraf:
-        we kennen nu de hoofdlijnen van de tempelgedachte bij de Joden
-        er is verschil in de opvatting verzoening
-        de belijdenis dat Joden iets missen is een grote openheid




Gerard Wassink & Gertia Wolf-Van Loo

Geen opmerkingen:

Een reactie posten