dinsdag 14 februari 2012

Leesverslag: Mw. dr. M. Lenk - 13 februari 2012

Lezing mw.dr.M.Lenk (een Jodin, gespecialiseerd in de vroege kerk)
Jewish and Christian Responses to the Destruction of the Jerusalem Temple

Introductie
Het is goed ons te realiseren dat de tempel het centrum was in het joodse leven, maar dat het die plaats niet had in het leven van de christenen. Jezus en zijn discipelen namen wel deel aan de tempeldienst, maar het vormde niet het hart van hun leven. In deze lezing bekijken we het thema aan de hand van verschillende teksten uit beide tradities. In het christendom namen Rome en Constantinopel al snel de plaats van Jeruzalem en de tempel in; het judaisme ontwikkelde zich na de destructie van de tempel door via de rabbijnse traditie.

Judaisme
In 520 voor Christus vond de herbouw van de tempel plaats, dit is de 2e tempel. In het jaar 70 na Christus werden Jeruzalem en de tempel verwoest. De eerste joodse teksten van direct na de verwoesting geven blijk van diepe rouw.

Psalm 137
In de joodse traditie wordt deze tekst gezien als schrift over (onder meer) de 2e tempel. De joden zijn onderweg naar Babylon, en hebben een moment van stilte op reis naar Babylon. Ze hebben hun instrumenten onderweg aan de wilgen gehangen, want ze willen ze niet meenemen naar Babel. De tempelmuziek is zo heilig dat die niet buiten Israel gespeeld kan worden. Op de vraag een lied te zingen weigeren ze, maar uiteindelijk zingen ze toch een lied. Het enige lied dat ze zingen is het zingen over dat was ze missen en ze zweren dat ze Jeruzalem niet zullen vergeten, ze kunnen slechts zingen over Jeruzalem. De tweede helft van hun lied is een gebed aan God om wraak voor hun onderdrukkers. Ze zijn vol van boosheid, maar ze ondernemen niet zelf actie tot wraak, maar leggen dit in Gods hand. Ook dit tweede deel van het lied herinnert hen aan wat gebeurd is.

Babylonische Talmud Bava Batra 60b (collectie van de 5e eeuw, bron van de 2e eeuw)
De Israëlieten rouwen en willen daarom sommige dingen niet meer eten en drinken, maar uiteindelijk resulteert deze wijze van rouwen in de dood van allen. De Rabbi’s zeggen daarom dat ze moeten rouwen over Sion, maar dat ze ook moeten zien dat de vreugde van Sion ooit zal worden herbouwd. Ze moeten bijvoorbeeld wel huizen bouwen, maar met een lege ruimte; en wel trouwen, maar met as in plaats van vreugdetekens. Kortom: ze moeten rouwen, maar het leven moet doorgaan.
Als antwoord op een vraag geeft dr. Lenk aan dat sommigen het verlies echt voelden/voelen en dat ze dus echt rouwen; maar dat anderen het verlies niet echt voelen, maar het op deze wijze wel in herinnering houden; het gaat dus niet altijd om echt rouwen.

Van 132 tot 135 na Christus was er een opstand onder Israel onder leiding van Bar Kochba. De mensen dachten dat nu de tempel herbouwd zou worden. De opstand werd echter onderdrukt, en daarmee realiseerde men zich dat ze een nieuw centrum moesten zoeken voor hun religie en voor hun leven. Men zocht nieuwe wegen.

Avot d’Rabbi Natan (A) Hoofdstuk 4 (einde 1e eeuw)
In deze zoektocht naar een nieuwe wijze van jood-zijn na de verwoesting, komt rabbi Yohannan tot een weg die gaat om een wijze van ethiek, de mensen moeten zich inzetten om betere mensen te worden. Hierbij wordt verwezen naar Hosea 6:6 (‘For I desire mercy and not sacrifice.’) Dit zegt niet dat de offers niets waard zijn, maar het geeft aan dat er, ondanks het verlies van de offerdienst, een manier van contact met God is overgebleven.

Professor Peels wijst erop dat er een wisseling lijkt plaats te vinden. Eerst is God actief in het geven van het bloed van de offers en de verzoening; in de nieuwe weg moet de mens actief worden, hij moet zichzelf verbeteren, het is nu de ethiek die ons verzoening moet brengen. Dr. Mulder reageert hierop met te zeggen dat rabbi Yohannan zegt dat de nieuwe weg ook van God is, hij citeert immers de profeet Hosea.

Babylonische Talmud Berakhot 26b
In deze tekst wijzen rabbi’s naar het gebed als nieuwe weg tot God.

Klaagliederen Rabbah 1:23
Er is hoop voor de joden, ze hoeven niet alleen maar te treuren en te rouwen. Er gloort toekomst (‘As a reward for weeping I will restore your captivity’). Hier wordt gewezen op Jeremia 31:16 en verder (‘Thus says the Lord: Refrain your voice from weeping … and there is hope for your future, says the Lord.’)

Christendom

We lezen in de Bijbel al over de aanzegging van de verwoesting van de tempel en van Jeruzalem. In Marcus 13 lezen we dat Jezus waarschuwt voor deze verwoesting.

Justin, Gesprek met Trypho 22
Hier zegt Justin dat God de tempeldienst wel heeft ingesteld, maar niet voor Hemzelf, maar voor het volk, omdat Hij hen kent en weet dat ze zondaren zijn. Hij heeft de tempeldienst ingesteld, zodat zij geen andere goden zullen gaan dienen. Vervolgens zegt hij dat Christus er nu is, dus dat er geen tempeldienst meer nodig is. De tempel was niet een ‘ideale situatie’; de joden hebben het echter verkeerd verstaan, want we lezen in hun literatuur immers dat de tempel wel het ideaal was. Hij zegt dus dat we het centrum heel niet verloren zijn.

Brief van Barnabas 16
In deze tekst wordt gezegd dat God de tempel verwoest heeft om zo het misverstaan van de joden een halt toe te roepen. Zij vertrouwden immers niet in God Zelf, maar in de tempel als het huis van God.

Samenvattend kunnen we nu zeggen dat God de tempel verwoestte als een straf. Deze straf kwam om drie redenen: hun rol in de veroordeling en dood van Jezus, hun zonde in het algemeen, en hun zonde in de eredienst in het bijzonder.

Johannes Chrysostomus, Tegen de Judaizers 4.4
Chrysostomus waarschuwt de christenen niet teveel in de synagoges te zijn. Als voorbeeld noemt hij het vieren van het Pascha met de joden. Hierover zegt hij dat de joden zondigen in het vieren van het Pascha, zonder tempel kan er immers geen offer zijn, en zonder offer is er geen Pascha viering mogelijk.
Chrysostomus gebruikt het feit van de verwoesting van de tempel dus als reden tot het scheiden van het judaisme en het christendom. Hij gebruikt het als onderdeel van zijn argumentatie.

Johannes 2 and Openbaring 21
De verwoesting van de tempel wordt in de vroeg-christelijke teksten echter niet uitsluitend negatief gebruikt. Jezus zegt immers dat Hij de tempel zal afbreken en in drie dagen weer zal opbouwen. De joden vragen Hem dan hoe dat kan. Jezus zegt dat Hij spreekt over de tempel van zijn lichaam.
Dit zegt ons dat Jezus de tempel an sich niet afwijst. Maar Johannes wijst ons wel op Jezus als de tempel. Dit lezen we ook in Openbaring 21.

1 Korinthiers 3 and 1 Korinthiers 6
In deze teksten wijst Paulus ons erop dat de kerk als gemeenschap wordt aangewezen als de tempel; en ook dat de christen op zichzelf wordt aangewezen als de tempel (‘your body is a temple of the Holy Spirit’).

Hebreëen 9 and Handelingen 7
In deze teksten worden we erop gewezen dat de tempel verplaatst is, de tempel is in de hemel. (Overigens zeggen ook de Joden dus dat de tempel verplaatst is, bij hen naar de gebeden, naar de synagoges, naar de ethiek.)

Ignatius van Antiochië, To the Romans 4
Ignatius noemt in deze bron zichzelf een tempel. Hij vraagt de christenen zijn executie niet tegen te houden Hij zegt: ‘I am the wheat of God, and let me be ground by the teeth of the wild beasts, that I may be found the pure bread of Christ’.

Conclusies

Zowel de joden als de christenen zoeken naar (verschillende) manieren om de verwoesting een plaats te kunnen geven. Ze zoeken naar nieuwe wegen om verder te gaan, om het verlies van de tempel een plaats te geven in hun (religieuze) leven.
De joden zoeken het in de gebeden, in hun synagoges, in de ethiek.
De christenen wijzen met het oog op wat gebeurde op de straf; en met het oog op de toekomst op het feit dat Jezus wordt aangewezen als hét offer, als dé tempel, en dat de kerk wordt aangewezen als de tempel en dat de individuele gelovigen worden aangewezen als tempels van God.
Vervolgens wijst dr. Lenk ons erop dat er in veel (zeker orthodoxe en katholieke) kerken nog veel beelden en tekens zijn die ons herinneren aan de tempel en de tempeldienst.

In de vragenronde aan het einde van de lezing vraag Gerard Wassink naar de relatie in het judaïsme tussen het verlangen naar de (herbouw van de) tempel en de verwachting van de komst van de Messias. Dr. Lenk geeft aan dat deze relatie heel wisselend is, afhankelijk van de stroming binnen het judaïsme. Soms hangt dit nauw samen, maar soms ook staat het totaal los van elkaar. In veel gevallen komen beide punten samen in het gemeenschappelijke verlangen naar een betere wereld.

Reint vd Knijf en Gerard Bosker

Geen opmerkingen:

Een reactie posten